Journalism Day: stel je publiek ook echt inhoudelijk centraal

Tijdens de Dutch Media Week is het vandaag Journalism Day: hoe kan de journalistiek beter aansluiten bij de behoeften van het publiek? Karlijn Goossen, samen met Ellen van Dalen verantwoordelijk voor de programmering van deze dag, kan het eenvoudig samenvatten: journalisten zouden hun publiek echt centraal moeten stellen en beter uitleggen voor wie ze werken en wat ze doen.

Het was eerder dit jaar nieuws: Nederland is op de internationale ranglijst inzake persvrijheid geduikeld van de zesde naar de achtentwintigste plaats. Wat gaan ‘we’, overheid en beroepsgroep, daaraan doen? Goossen vindt het vooral een vraag voor journalisten zelf. ‘Ik weet niet zo goed of de overheid hierin een rol moet hebben, afgezien van de gewone handhaving van wetten. Wat vraag je de overheid dan? En als je de overheid dit laat aanpakken, wat lost dat dan op? Ik denk dat we op die ranglijst zijn gezakt als gevolg van een aantal uitwassen. Maar waar het echt om gaat, is iets anders: het wantrouwen jegens journalisten. Ik betwijfel of je daar iets aan doet door de overheid te vragen om een oplossing. Veel mensen hebben te weinig zicht op wat journalisten doen, hoe ze werken en voor wie ze werken. Ze weten niet goed waar journalistiek toe dient en hebben daardoor minder vertrouwen in media. Ik denk dat het goed zou zijn als journalisten daaraan zouden werken. Stel je publiek echt centraal. Niet omdat je je bereik zo groot mogelijk wilt maken of omdat je wilt dat ze zoveel kijken of klikken, maar inhoudelijk. Maak duidelijk wat je doet en neem mensen serieus, verdiep je in wat ze bezighoudt.’

Gedeeld veld
Essentieel, zegt ze, want als je dat niet doet, kan er grote schade ontstaan. ‘Dan komt uiteindelijk je legitimiteit ter discussie te staan en zul je bereik verliezen. Er zijn al allerlei initiatieven genomen de afgelopen jaren, maar we zijn nog steeds te weinig waar ons publiek zit. Polarisatie is een probleem in de samenleving. Wij zouden als journalisten duidelijk moeten maken wat onze rol is in de maatschappij: bijdragen aan een gedeeld veld waar we elkaar ontmoeten en bijdragen aan betrouwbare informatie.’

Fake nieuws is absoluut een probleem, vindt Goossen, en ook daar zal de journalistieke beroepsgroep vooral zelf wat aan moeten doen. Bijvoorbeeld door meer samen te werken op landelijk en regionaal niveau om de journalistiek te versterken. ‘Mensen gaan fake nieuws volgen, omdat het aan hun gevoelens appelleert. Het is een emotionele impuls, ze denken er niet echt over na. We moeten proberen dat bespreekbaar te maken, door oog te hebben voor die emotionele laag. Ga met je publiek in gesprek en zoek die mensen op. De samenwerking tussen landelijke en regionale media is belangrijk en kan helpen het vertrouwen te vergroten. Er gebeurt op dat gebied al veel, maar we moeten nog meer meters maken en nieuwe dingen proberen. Deze eerste Journalism Day kunnen we daarvoor goed gebruiken: laten we ervaringen uitwisselen en van elkaar leren.’ Want, benadrukt Goossen, juist het leren en ontwikkelen is een belangrijk doel van Journalism Day, het programma is hiervoor op maat gesneden met inspirerende sprekers en workshops om zelf aan de slag te gaan.

Fusies


Karlijn Goossen

Samenwerking is één ding, fusies gaan een flinke stap verder. Met name in de krantenwereld is inmiddels een duopolie ontstaan tussen Mediahuis en DPG. Goossen: ‘Dat heeft voor de hand liggende nadelen, bijvoorbeeld als het gaat om veelkleurigheid en machtsconcentratie. Maar ik zie wel dat beide partijen proberen om pluriformiteit in eigen huis goed te organiseren. Het heeft als voordeel dat een aantal titels behouden is, die anders misschien verdwenen waren. De zakelijke kant hebben ze voor elkaar, net als het binnen de eigen redacties delen van informatie, zoals gegevens over de doelgroepen. Dat zouden die titels ieder apart niet hebben gekund.’

Tegenmacht
Maar de journalistiek zal moeten oppassen dat de media niet als één pot nat worden gezien, waarschuwt ze. Een gevaar dat bijvoorbeeld op de loer ligt bij de publieke omroepen, waar de NPO een steeds sterkere centrale rol heeft gekregen. ‘We moeten blijven praten over de macht van de NPO, dat is ook voor de NPO zelf gezond. De omroepen in het bestel moeten hun eigen journalistieke afwegingen kunnen blijven maken. Een Kamerlid als Pieter Omtzigt heeft het over macht en tegenmacht, dat gesprek moeten we binnen het publieke bestel ook voeren.’

 Ongehoord Nederland
Hoe kijkt ze dan aan tegen de discussie over Ongehoord Nederland? Goossen: ‘Dat is ingewikkeld, in wezen is het de vraag hoe tolerant je bent ten opzichte van intolerantie. Het is goed dat NPO-ombudsman Margo Smit kaders aangeeft: we hebben journalistieke kernwaarden voor betrouwbare informatie en daar moeten we ons als beroepsgroep aan houden. Wat dat betreft is er op de werkwijze van Ongehoord Nederland wel wat af te dingen. Aan de andere kant raken ze wel iets in de maatschappij, en het is belangrijk dat we dat geluid blijven horen. Ik hoop ook dat Ongehoord Nederland niet de enige omroep blijft die dat geluid vertegenwoordigt, maar dat andere dat ook oppakken zodat die groep in de samenleving niet buiten beeld raakt.’

Kansen
De wereld raakt overspoeld met informatie nu we dankzij de digitale technologie overal altijd alles kunnen delen, wat inzicht en vertrouwen niet per se bevordert. Toch is ze optimistisch gestemd. ‘De mate waarin we tegenwoordig met iedereen in de hele wereld kunnen meeleven is zeer waardevol. Het journalistieke proces is dankzij technologie niet meer heel duur of omslachtig. Met behulp van Artificial Intelligence, Virtual reality-brillen en ga zo maar door kunnen ons helpen om heel direct in de schoenen van de ander te gaan staan. Dat biedt enorme kansen.’


Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*