Volgend jaar honderd jaar radio

Dit jaar is Hilversum honderd jaar ‘mediastad’ – een jubileum waar je een vraagtekentje bij kunt zetten: het is vastgeknoopt aan de start in 1918 van de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek, die morse-apparaten ging maken. Later gingen ze radio’s maken, dat wel, en schoven de nieuw-ontstane omroepen aan bij de NSF en dus: in Hilversum. Maar volgend jaar is er wél een keihard jubileum te vieren: honderd jaar radio in Nederland!

Op 6 november 1919 was de eerste radio-uitzending te horen van ir. Hanso Henricus à Steringa Idzerda, fabrikant van radiozend- en ontvangbenodigdheden. Die uitzending kwam vanuit zijn geïmproviseerde studio in de Beukstraat in Den Haag en was – dat was bijzonder – tevoren aangekondigd in een advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Deze toepassing van radiotelefonie betekende een wereldprimeur.

De woelige eerste eeuw van een bedreigd maar taai en geliefd medium.

De Nederlandse overheid bleef in die tijd nog op de achtergrond en beperkte zich tot de uitgifte van vergunningen. Het zou nog drie jaar duren voordat de eerste nationale omroep ter wereld werd opgericht, de BBC. Daarvóór werd Idzerda zelfs nog enige tijd gesponsord door de Engelse krant The Daily Mail, omdat zijn uitzendingen ook in Engeland beluisterd werden. Honderden uitzendingen verzorgde Idzerda via zijn zender PCGG – tot 24 september 1924. Toen moest hij stoppen vanwege een faillissement.

Zijn activiteiten werden overgenomen door Hilversumse initiatiefnemers. De NSF, die aanvankelijk fabrikant en leverancier was van communicatie-apparatuur voor schepen en vliegtuigen, besloot haar geïmproviseerde studio en zender ook te verhuren aan de net opgerichte omroepverenigingen: in november 1924 was dat de Hilversumsche Draadlooze Omroep HDO, al snel gevolgd door achtereenvolgens NCRV, KRO, VARA en VPRO, en in 1927 ontstond door een fusie de AVRO.

De overheid zat intussen toch niet stil. In Huizen werd (na de NSF) een tweede zender gebouwd, de Radioraad en Radio Controledienst werden opgericht om greep te houden op de vijf omroepen en het groeiend aantal luisteraars.

Oorlog en herstel
Toen de Tweede Wereldomroep uitbrak was de situatie nog hetzelfde. Aanvankelijk mochten de omroepen nog uitzenden – onder Duitse censuur. Maar in het voorjaar van 1941 werden de omroepen ontbonden en bestond alleen nog de genazificeerde omroep: Rijksradio De Nederlandsche Omroep, en één omroepblad, De Luistergids.

Omdat de bezetter merkte dat de ideologie van de nationaalsocialisten moeilijk over te dragen was op de gemiddelde Nederlandse luisteraar, besloot men de aanwezige radiotoestellen te vorderen: in mei 1943 moesten radiobezitters hun toestel inleveren. In wezen gaf de bezetter daarmee aan dat de beïnvloeding van een ‘broedervolk’ niet gelukt was. Wel werd door een aantal Nederlanders in bezet gebied geluisterd naar Radio Oranje vanuit Londen, maar wie betrapt werd kon een flinke straf verwachten.

Na de bevrijding in 1945 was de roep om een nationale omroep sterk. Maar gaandeweg wisten de oude omroepverenigingen hun positie terug te winnen. Als een gedeeltelijk compromis werd in het voorjaar van 1947 de Nederlandse Radio Unie opgericht, de NRU. Deze federatie van omroepverenigingen moest de uitvoerende ondersteuning leveren; de omroepen zouden zich voortaan concentreren op de programmering. Tegelijk ontstonden ook regionale omroepen: regionaal nieuws en soms uitzendingen in dialect waren aantrekkelijk, met name voor luisteraars op leeftijd.

Zeezenders en transistors
In oktober 1951 vond de eerste televisie-uitzending plaats, vanuit studio Irene in Bussum. De programmering van dit nieuwe medium was in handen van de bestaande omroepen. De belangstelling was aanvankelijk beperkt: toestellen waren duur en er werd nog niet elke avond uitgezonden. De Nederlandse radio was intussen ook in de jaren vijftig en zestig uitermate populair. Daar droeg ook de komst van Nederlandstalige zeezenders als Radio Veronica aan bij. Aanvankelijk was de nieuwkomer op de Noordzee een familiezender met veel lichte muziek. Gaandeweg veranderde de programmering en werd Veronica dé popzender voor tieners. Inmiddels was de techniek, mede door de komst van de transistor, de techniek zo ver gevorderd dat ontvangst ook buitenshuis mogelijk was. Het radiotoestel verloor zijn vertrouwde plek in de huiskamer, met de hele familie daar omheen geschaard (behalve dan nog voor amusements-zaterdagavonden, hoorspelseries en voetbalwedstrijden).

De jaren zeventig noodzaakten de overheid om ook aandacht te besteden aan minderheden. Mini-zendgemachtigden als het Humanistisch Verbond, de NVSH, de Bond Zonder Naam, het Nederlands-Israelitisch Kerkgenootschap deden hun intrede en kregen beperkt zendtijd. De omroepen besloten tot zenderkleuring, waarmee meer doelgroepgericht werd geprogrammeerd. Bovendien deed de commercie zijn intrede in omroepland. Een andere ontwikkeling was de introductie van nieuwe technieken zoals de FM-radio. En het aantal uitzenduren werd uitgebreid tot 24 uur per dag. Kortom: hierdoor en door de maatschappelijke ontwikkelingen veranderde het hele en tot dan nog overzichtelijke medialandschap drastisch. Het einde van de verzuiling (verdeling in groepen op levensbeschouwelijke of sociaaleconomische basis) kwam dichterbij. Het medium radio werd meer naar de achtergrond gedrongen door de televisie. Radio werd nog het meest in de auto beluisterd.

Bestel en bezuinigingen
In de jaren negentig vonden, op aandringen van (of: afgedwongen door) de overheid, de eerste intensieve samenwerkingen en fusies in omroepland plaats, zoals tussen AVRO, KRO en NCRV (AKN). BNN kwam erbij en twintig jaar later kwamen er echte fusies, die leidden tot ontstaan van de NPS, AVRO-TROS, KRO-NCRV en BNN-VARA. Daarnaast kwamen commerciële doelgroepzenders op, zoals Concertzender, Radio en Classic Arrow Rock, plus zenders als Sky, Radio Noordzee, Radio 538, Holland FM en Q Music. Tel daar nog bij dat door de digitale techniek het nu mogelijk is om honderden of duizenden radiozenders van over de hele wereld te ontvangen: een gigantisch aanbod èn een grote versnippering.

Na meer dan vijftig jaar besloot de overheid in 2000 de omroepbijdrage (het kijk- en luistergeld) voortaan via de belasting te innen. En de versnippering van omroepland werd verminderd toen in 2016 de kleine niet-ledengebonden omroepen werden opgeheven of onderdak vonden bij grote omroepen. Maar inmiddels waren er ook weer omroepen bijgekomen: MAX, LLiNK (2005-2009), PowNed, WNL.

Het medium radio en het bestel waarin dat in Nederland vorm heeft gekregen kijkt al decennia tegen bedreigingen aan, of op z’n minst ‘uitdagingen’. Dat zijn tamelijk constante factoren, zoals de druk vanuit de politiek, de bezuinigingen, de technische ontwikkelingen, de onderlinge onenigheid, de ontzuiling, de vercommercialisering, de veranderende publieksvoorkeuren. Ook in 2018 moet de publieke omroep weer bezuinigen (62 miljoen), vanwege teruglopende reclame-inkomsten. Interessant, én zorgwekkend. Maar ‘de radio’ is taai, dat hebben die afgelopen honderd jaar wel bewezen. En na honderd jaar zal het níet afgelopen zijn.

RADIO-CANON
Honderd jaar radio! Niemand van ons heeft al die jaren meegemaakt, maar velen toch wel 50, 60 of 70 jaar. Voorafgaand aan het jubileum van volgend jaar wil de redactie van Aether, kwartaalblad over de geschiedenis van de omroep en de fonografie, u nu al vragen ons te melden wat úw (bijvoorbeeld tien) meest favoriete radioprogramma’s uit uw geschiedenis zijn. Of het uw jeugdsentiment is of de meest schokkende of vernieuwende programma’s, alles mag.

Wellicht leidt dit plan ertoe dat we een soort radio-canon kunnen samenstellen die volgend jaar benut kan worden wanneer het jubileum ‘100 jaar radio’ écht aanbreekt.

Met name vragen we ook jongeren om mee te doen, omdat zij ook de recentere geschiedenis beter bij deze canon kunnen betrekken. Uw reactie is welkom op e-mail willi43.1@kpnmail.nl.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*