Toen de radio het nog voor het zeggen had

[door Klaas Koopman] Toen ik bij de NCRV kwam werken, was ik één keer eerder in de directievilla aan de Bergweg in Hilversum geweest en nog nooit in het studiodeel en de drie kantoorvilla’s aan de Schuttersweg. Die ene keer was tijdens mijn sollicitatiegesprek.

Van de omroep wist ik ook weinig. Mijn vrouw en ik hadden een klein radiootje (en een stereo platenspeler). Televisie zagen we wel eens bij de buren in de flat. Mijn schoonmoeder had ons lid gemaakt van de NCRV en dus kregen we wekelijks de Omroepgids per PTT thuisbezorgd. Ik kwam van het Friesch Dagblad, waar ik een paar jaar op de tweemans binnen- en buitenlandredactie had gewerkt, een paar jaar op de provincieredactie en zaterdags inviel op de sportredactie. Een van de redacteuren was correspondent van de NCRV-rubriek Radiokrant voor Nederland. Hij aarzelde niet om als een van zijn collega’s een voor de radio interessant stuk had geschreven dit in eigen woorden voor de Radiokrant voor te dragen. Hij kreeg daarvoor betaald. Niemand verwachtte dat hij zijn bijverdienste zou delen. Maar als we gingen biljarten in Amicitia dronken we bier op zijn rekening.

Bij de NCRV ging ik werken op de afdeling Pers- en Voorlichting die bestond uit het afdelingshoofd en een secretaresse. De afdeling was een paar jaar eerder gecreëerd. Mijn functie heette: redacteur van de NCRV-gids, maar die was er in 1965 nog niet. De NCRV-leden ontvingen wekelijks De Omroepgids die eigendom was van de uitgeverij- drukkerij Zomer en Keuning in Wageningen. Elke woensdagmorgen kwam de eindredacteur, de heer John uit den Bogaard die voor de NCRV-televisie Swiebertje schreef, naar Hilversum. Hij werd ontvangen in de vergaderkamer van de toenmalige flat B, waar hem een gezelschap van vier radiomedewerkers, één televisiemedewerker, het P en V-hoofd, de chef van de Programmaredactie (spoorboekje, correctie en lay out) en ik wachtte. Het waren gemoedelijke bijeenkomsten, waar de heer Uit den Bogaard meedeelde hoeveel redactionele pagina’s voor een volgend nummer beschikbaar waren. De radiomensen meldden de programma’s, waar zij redactionele aandacht voor wilden, zo ook de tv-medewerker. Er werden namen genoemd van scribenten, die bij de NCRV werkten. De onderwerpen die geen scribent hadden, nam ik voor mijn rekening. Het leven bij de krant was ingewikkelder en drukker. Maar ik moest ook de persinformaties van de NCRV-radio en -televisie schrijven en soms een dagbladjournalist te woord staan, die langs kwam om te informeren of er nog nieuws was.

Klaas Koopman

Spoorboekje
Op 1 januari 1966 verscheen de NCRV-gids, die was eigendom van de NCRV en een gevolg van de verandering van de nakende Omroepwet, die voorschreef dat elke omroep baas was over zijn ‘verenigingsorgaan’. De VARA-gids was bijvoorbeeld tot dan toe bezit van de Arbeiderspers in Amsterdam. De NCRV-gids werd vanaf 1966 gedrukt bij Drukkerij De Boer in Hilversum, de VARA-gids bij Zomer en Keuning.

Er veranderde natuurlijk het een en ander, maar de woensdagochtendbijeenkomsten bleven, zij het zonder de heer Uit den Bogaard. De NCRV-leden merkten niets aan hun programmablad, dan dat het een andere naam had gekregen. Het zogenoemde ‘spoorboekje’ begon nog steeds op zondag met twee pagina’s voor de Hilversumse radio, de televisie sloot daarna de dag op een bescheiden wijze. De tv-zendtijd was beperkt, elke A-omroep mocht per week slechts 7,5 uur zendtijd vullen, maar nam in het leven van de gemiddelde Nederlander een groeiende plaats in. De tv-mensen stelden zich bescheiden op en lieten zich er niet op voorstaan dat de aandacht van steeds meer landgenoten als een magneet werd getrokken door de televisie. Niet voor niets had elke krant een eigen tv-rubriek, wat de radio nooit overkomen was. In de kantine aten en schaakten de overblijvende tv-medewerkers aan één lange tafel. De radiomedewerkers zaten verspreid aan kleine tafeltjes.

De eerste dag
Bij de omroep vond iedereen het vanzelfsprekend dat de radio op de eerste plaats kwam, elke vereniging (AVRO, NCRV, VARA, VPRO) en stichting (KRO) had immers decennialang als enige reden van bestaan de radio gehad.

Het illegale Televizier heeft er in grote mate toe bijgedragen dat de radio werd teruggedrongen. De radio was niet van zo groot belang, als men bij de omroep dacht. De televisie was een echt massamedium, de radio werd tot een medium voor grote en kleine groepen mensen. Het jonge kijk- en luisteronderzoek bewees dat ook. Sociologen leerden dat één boze brief van een luisteraar niet door duizend boze luisteraars gedeeld werd, maar slechts door één (of twee).

“We hadden een veel te hoge pet op van de radio”

Voor protestants-christelijke mensen was de zondag de eerste dag van de week, dus begon de NCRV-gids met de programma’s van de zondag en besloot met de zaterdag. Dat bleek met de groeiende invloed van de televisie in de gids niet vol te houden. Programmagegevens van de zaterdag werden vaak zo laat nog gecorrigeerd of doorgegeven dat ze niet konden opgenomen in een omroepblad dat op zondag begon.

Hilversum 3 en 4
De televisie kreeg steeds meer zendtijd en meer zenders, eiste meer bladruimte. Ze verdrongen de radio naar achteren en informatie over de inhoud van de programma’s werd geschrapt, zodat alleen een titel overbleef. Tot in de jaren zeventig ruimden omroepbladen zelfs nog plaats in voor buitenlandse radioprogrammering. Toen het formaat van de gidsen door verschillende oorzaken (papierprijs en advertentiewensen) verkleind werd, bedacht ik de Radio Buitenland-gids die de NCRV-gids-abonnee gratis meegeniet kon krijgen. Er werd even gevreesd dat het een heel kostbare zaak zou worden. De gids had ongeveer 450.000 abonnees, hoeveel zouden er wel niet naar een buitenlands station luisteren. De interesse beperkte zich tot 5000!

De opkomst van de piratenradiostations die op de Noordzee schommelden, veroorzaakten in zoverre paniek, dat Hilversum 3 werd opgericht, maar stelden die zeezenders nou echt zoveel voor, anders dan dat piraten er rijk door werden? De wens om de Hilversumse radio met een klassieke muziekzender uit te breiden, was vooral een geslaagde actie van enkele bevlogenen die veel publiciteit kregen. Dat het volk zo’n zender wilde, is de vraag. Hilversum 4 is geen zender voor miljoenen geworden.

We hadden een veel te hoge pet op van de radio. Misschien nog steeds wel. Zeker is natuurlijk dat we in het pre-tv-tijdperk de radio niet konden missen. Nu de televisie niet. Het is een supermarkt XL naast kleine winkeltjes.

De televisie maakt ook blijvende indruk. Toen er een lijst kon worden gemaakt met favoriete programma’s, wist het publiek tientallen titels spontaan te noemen. Een lijst met honderd radioprogramma’s is nooit verwezenlijkt. Of dat erg is? Beslist niet, wanneer je je realiseert dat Swiebertje een van de programma’s is die het sterkst in het geheugen van de Nederlanders opflitst.

Foto’s:
* Klaas Koopman, ca. 1971, aan het werk voor de NCRV-gids
* Swiebertje zit zo sterk in het Nederlandse geheugen, dat er een borstbeeld van hem staat in Oudewater, waar veel opnamen voor de serie zijn gemaakt

5 Comments

  1. Prachtig verhaal herken het als oud medewerkster krogids. Ken je ook Renzo van Berghen, Peter Buys en Han Hollthaus

  2. Inderdaad Michel, “Waarom was Televizier illegaal”.

    En ook hier weer iemand die schrijft:
    “De opkomst van de piratenradiostations die op de Noordzee schommelden, veroorzaakten in zoverre paniek, dat Hilversum 3 werd opgericht, maar stelden die zeezenders nou echt zoveel voor, anders dan dat piraten er rijk door werden?”

    Ook Klaas heeft weinig historisch besef…………..
    Klaas effe lezen maar, halverwege de pagina, heb ik het niet voor niks geschreven

    http://www.norderney192.nl/historie_1973_20.html

    Maar ook doemt bij mij de vraag op of de rest van Klaas z’n verhaal wel historisch juist is?

  3. Ik dacht meteen wat Juul hierboven ook heeft geschreven.

    Ik krijg in dit stuk weer het gevoel dat de toenmalige omroepen vooral naar “binnen” keken, naar de eigen zuil en een beetje naar de andere omroepen in Hilversum.
    In Hilversum kende men hun eigen uitzendfrequenties niet als deze buiten de Randstad stonden, behalve Felix Meurders die wist het wel. Als Lopik uitviel werd het radioprogramma maar gestopt (alsof er niet 6 andere FM-radiozenders + 1 MG-zender uitzonden), als Smilde uitviel dan wisten ze dat niet eens.

    Alle internationale afspraken over het gebruik van radiofrequenties golden voor op land. Buiten de territoriale wateren golden er geen afspraken, maar er was dus ook niks verboden. Op zee hebben er dus geen zendpiraten bestaan.
    Op land echter wel. Toen de lange/middengolf conferentie in 1975 plaatsvond, wasn ongeveer de helft van de uitzendende landzenders piratenzender. Ik heb het dan over officiële radio omroepen, zoals BBC, Radio France, RAI, etc. De EBU hield maandelijks een prachtig lijstje bij op A3 formaat waarin keurig stond welke zender volgens de conferentie afspraken uitzond en welke niet. Was een bijlage in hun technisch tijdschrift.
    Nederland was redelijk netjes, maar Hilversum 3 op 674 kHz was een poosje een piratenzender, want die ging eerder aan dan mocht.

    Of de Televizier ooit in het grijze verleden illegaal is geweest weet ik niet, maar het blad is al sinds de 60’er jaren verbonden met de AVRO, die dus twee omroepgidsen had: de AVRO Bode en de Televizier.
    Als de Televizier illegaal was geweest, dan waren ze zeker weten aangepakt. De Telegraaf heeft jarenlang gestreden om de zaterdagkrant te mogen uitbreiden met een bijlage waarin radio+tv programma’s voor de komende week mochten worden vermeld, maar heeft daarvoor vele decennia geen toestemming gekregen. Omroepen zouden dan abonnees (lees: leden) kwijtraken.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*