Regionale radio houdt zich staande, maar hoe lang?

Vooral in het noorden van Nederland wordt nog veel naar regionale radio geluisterd, met name door 50-plussers. De marktaandelen van de regionale zenders dalen wel de afgelopen 15 jaar. Maar in 2015 staan de gezamenlijke regio-omroepen vrijwel altijd in de tweemaandelijkse Top 3, opgemaakt door het Nationaal Luisteronderzoek.
 

Dat blijkt uit onderzoek dat is gedaan door het lectoraat Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek van de Hogeschool Utrecht. Het is gebaseerd op jaarverslagen van de stichting ROOS en nationaalluisteronderzoek.nl. Dr. Piet Bakker is sinds 2007 lector Massamedia en Digitalisering aan de HU. Hij ziet radio als iets dat zich de laatste 20 jaar aan het heruitvinden is.

Ouder medium
“Op zich is het niet zo gek dat een wat ouder medium zijn marktaandeel wat verliest. Er is zoveel concurrentie online. Je kunt het ook omdraaien. Ondanks alle concurrentie en alternatieven houdt regionale radio zich nog steeds staande. Het is logisch dat er Noord-Nederland zoveel meer naar radio wordt geluisterd (het marktaandeel is daar dik boven de 25 procent, red.). Daar kennen ze het ook al veel langer”.

Het regionale gevoel daar is veel groter dan in de Randstad waar veel meer allochtonen wonen, die geen traditionele kranten lezen, meent Bakker. “Er is geen relatie, er zijn geen roots met hun woonomgeving. In de andere regio’s is er veel bestendiger en langduriger aandacht voor wat er om je heen gebeurt op nieuwsgebied”.

Internet
Dalende luistercijfers dus. Is het tij te keren? Bakker vindt een ouder wordend publiek op zich geen probleem. “De gezondheidsvoorzieningen zijn heel goed. Mensen blijven langer thuis wonnen. Maar de trouwe luisteraars woerden wel steeds ouder en aan de onderkant komt er niets bij. Het radiomodel stevent wel langzaam en gestadig op zijn einde af. Het primaire platform voor regionaal nieuws moet natuurlijk toch het internet worden”.

Bij het nadenken van de opzet van regionale en lokale omroepen werd volgens Bakker overigens ook geopperd dat streekomroepen veel logischer waren. “Mensen wonen niet in Overijssel, maar in Twente. Niet in Limburg, maar in Maastricht of de mijnstreek. Je kunt Nederland opdelen in 50 tot 80 gebieden die rond een economische of culturele kern zijn gesitueerd”.

“Soms overstijgt die kern de provinciegrenzen. Maar de politieke werkelijkheid is dat de provincie de omroep moet betalen. Dus is een provinciale omroep handiger. Dat wordt gezien als een middel om een platform voor die eigen werkelijkheid te hebben. Maar het is een onlogische constructie. Eigenlijk is het geen goed idee geweest. Regionale omroepen gingen hier en daar wel edities maken, maar die sneuvelden weer door voortdurende bezuinigingen”.

Beperkt vooruitdenken
Hoe lang houdt regionale radio het vol? “Ja, wat moet je er van zeggen. We weten eigenlijk helemaal niet wat er over 3 jaar gaat gebeuren. Mensen denken niet meer zover vooruit, doen ook geen investeringen op langere termijn. Het marktaandeel daalt, maar niet hard. De ondergang van de radio is al voorspeld toen de televisie kwam. De radio zou weer tot gevolg hebben dat de krant zou verdwijnen. De film zou betekenen dat niemand meer naar het theater zou gaan”.

“Het is allemaal niet gebeurd. Elk medium verandert, als je kijkt naar de uitzendschema’s, programmering of naar digitalisering. Maar behalve de telegraaf, waarbij berichten werden overgeseind in morsetekens hebben we de afgelopen 200 jaar toch gezien dat geen enkel medium volledig is verdwenen. Dus ik ben daar heel voorzichtig in”.

 

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*