Hoe vertaal je sport naar televisie? Het pionierswerk van Sport in Beeld

Op zondag 5 april 1959 presenteerde Jan Cottaar de eerste uitzending van Sport in Beeld, de voorloper van het huidige NOS Studio Sport. Aad van den Heuvel was er vanaf het begin bij, Bob Bremer kwam vanaf 1961 als commentator de redactie versterken. Het eerste wekelijkse sportprogramma op tv bleek een springplank voor hun latere carrières.

Tegenwoordig zijn er diverse gerichte opleidingen en cursussen, maar het verhaal van deze twee coryfeeën maakt duidelijk dat destijds alles kon en praktijkervaring honderd keer belangrijker was dan theoretische beschouwingen van managers en cursusleiders. Toeval speelde in hun loopbaan een hoofdrol.

Voordat Sport in Beeld van start ging, waren er twee maandelijkse sportrubrieken op tv: Siebe van der Zee was de grondlegger van sport op televisie met AVRO’s Sportpanorama en de KRO volgde met Van onze sportredacteur. Daarmee werd onvoldoende voldaan aan de belangstelling voor sport op het nog relatief nieuwe medium. Vier van de vijf omroepen (AVRO, KRO, VARA en VPRO, de NCRV deden niet mee i.v.m. zondaguitzendingen) besloten om een wekelijks programma te gaan maken. In gezamenlijkheid, dus via de NTS, voorloper van de NOS. Sport in Beeld werd elke zondagavond uitgezonden tussen 22.00 en 22.30 uur, en vanaf 1 oktober 1961 tussen 20.00 en 20.30 uur. Het programma bracht een overzicht van de belangrijkste sportgebeurtenissen.

Van den Heuvel: “Onder leiding van Siebe van der Zee van de AVRO werd de ‘werkgroep sport’ opgericht. Elke maandag vergaderde de redactie bij de AVRO over de inhoud van Sport in Beeld. Jean Smits, coördinator van het bureau sportzaken televisie van de AVRO, Jan Dassen en later Jan Leijendekker van de VARA, Joes Odufré van de VPRO en ik van de KRO. Per omroep werd een presentator aangewezen: Van der Zee (AVRO), Jan Cottaar (KRO), Herman Kuiphof (VPRO) en Arie Kleijwegt (VARA).”

“Radio had een geschiedenis, televisie nog niet”

Van den Heuvel was in 1959 bij toeval bij de KRO-televisie beland. Hij zou Jan Castelijns, oprichter en hoofd van de KRO-televisiedienst, interviewen over sport en televisie. Castelijns dacht dat Van den Heuvel kwam solliciteren en nam hem aan. Van den Heuvel bleef niet lang bij Sport in Beeld, in 1961 begon hij op verzoek van de KRO-leiding Brandpunt. “Daarmee kreeg ik het te druk om sport te blijven doen.” Bob Bremer solliciteerde in 1961 bij Sport in Beeld. Zijn vader was sportjournalist en hij had er zelf ook belangstelling voor. “Ik had een gesprek met Aad van den Heuvel en Jan Leijendekker in Amsterdam. Daar ben ik doorheen gekomen.” Bremer werd sportcommentator.

Terra incognita

Wat het werk inhield, was destijds nog niet uitgekristalliseerd. “Radio had een geschiedenis, televisie nog niet”, zegt Van den Heuvel over de eerste tv-jaren. Bremer: “Het was onontgonnen terrein, een avontuur. We moesten het wiel uitvinden: hoe vertaal je sport naar televisie? Alles werd gefilmd. Was er ergens ver buiten Hilversum een voetbalwedstrijd, bijvoorbeeld bij MVV in Maastricht, dan reed je mee met een cameraman. Die had twee filmcassettes van elk tien minuten bij zich: eentje voor de eerste helft en eentje voor de tweede. In de rust werd de eerste cassette door een taxi naar Hilversum gebracht. Na de tweede helft ging je dan met de tweede cassette naar vliegveld Beek, en dan vloog je met studiochef en piloot Charles van der Heyde naar Hilversum. De films gingen naar het laboratorium Wisseloord waar ze ontwikkeld werden en waar we ook monteerden. Dat deden we met een piepklein scherm en dan werd het resultaat één keer op een groot doek afgespeeld. Daar keek de commentator naar, die dan zijn verhaal kon bedenken dat live werd ingesproken.”

Ook Van den Heuvel herinnert zich die jaren als een tijd van pionieren. “Veel dingen moesten we nog uitvinden. Waar plaats je bijvoorbeeld de camera’s voor een live verslag van een voetbalwedstrijd? We zetten er twee op de tribune neer, eentje voor een totaalbeeld en eentje voor close-ups, en een op het veld. Dan kon je het spel volgen en een speler volgen.”

Bremer: “Voor de verslagen voor Sport in Beeld zaten we soms gewoon op de tribune, midden tussen de mensen. Doelpunten filmen was lastig, dat mislukte vaak. Er zat meestal ook geen geluid bij de films. We filmden meestal met 16 mm Arriflexcamera’s. De Auricam Pro had wel een geluidsstrip op het beeld. Verder werkten we bij belangrijke wedstrijden zoals bijvoorbeeld Ajax-Feyenoord naast één van de doelen ook met een handcamera van Beaulieu, daar konden we slow motion mee maken.”

Voor het ontbreken van geluidsopnamen bestond een simpele oplossing, vertelt Bremer. “Er waren in de studio tijdens de uitzending twee grammofoonplaten: eentje met algemeen stadiongeluid en eentje met gejuich, voor het geval er een doelpunt viel.” De soms beperkte omstandigheden en technische mogelijkheden hadden ook voordelen, vindt Van den Heuvel. “Als bijvoorbeeld beeld en geluid niet synchroon liepen, kwamen er geen talking heads op het scherm. Je was dan wel gedwongen om je verhaal in beelden te vertellen.”

Later, na zijn periode bij Sport in Beeld, zorgde Bremer, inmiddels regisseur, voor de eerste herhaling op televisie. “Dat was de val van Kees Verkerk tijdens het EK schaatsen in Deventer in 1966. Ik had gelezen dat ze in Amerika herhalingen deden. Ik vroeg de techniek om de ampexband stop te zetten, terug te spoelen en weer af te spelen. Op hoop van zegen, want bij het terugspoelen was het gokken of je op het juiste punt stopte.”

“Doelpunten filmen was lastig, dat mislukte vaak”

Ook tijdens een groot evenement als de Olympische Spelen in Tokio in 1964 werd er volop geïmproviseerd. Bremer: “Er werd niets live uitgezonden. Alle beelden kwamen een dag later met een vliegtuig vanuit Japan in Hilversum.” “Dat betekende dat er manieren moesten worden bedacht om de actualiteit op te lossen”, vult Van den Heuvel aan. Bremer: “Toen bijvoorbeeld Anton Geesink goud had gewonnen bij het judo wisten we wel dat hij gewonnen had met een houdgreep, maar we konden niet meteen laten zien hoe hij dat had gedaan. Beelden van de wedstrijd kregen we pas een dag later. Dus hebben we toen maar twee judoka’s laten voordoen hoe het in z’n werk moest zijn gegaan.”

Springplank

Sport in Beeld was van grote invloed op hun loopbaan zeggen beiden. Van den Heuvel: “Het was pionieren en improviseren, snelheid en flexibiliteit waren belangrijk. Ik heb er veel van geleerd en veel plezier van gehad.” Voor Bremer was het een springplank voor zijn carrière als regisseur, een vak waar hij overigens bij toeval inrolde na zijn periode als sportcommentator. “Door Sport in Beeld had ik contact met Siebe van der Zee en Ger Lugtenburg van de AVRO. Lugtenburg zocht iemand die uitzendingen van klassieke concerten kon regisseren. Van regie had ik geen verstand, maar ik speelde viool, en Ger Lugtenburg had gevoel voor mensen. Zo ben ik bij de AVRO binnen gekomen en ik ging er 40 jaar later uit als netcoördinator”.

Twee mannen van het eerste uur van wat nu Studio Sport heet. Pioniers, uitvinders en creatieve geesten. Roeien met de riemen die je hebt en open en eerlijk. Want hoewel alles nog moest worden uitgevonden, kon en mocht alles. Beiden benadrukken dat. “Het kon niet op”, klinkt het in koor. De leiding faciliteerde, mannen als Aad van den Heuvel en Bob Bremer zorgden voor mooie uitzendingen. Met recht ‘die goeie oude tijd’!

De commentatoren van het eerste uur     

Atletiek: Frits de Ruijter
Auto- en motorsport: Frans Henrichs
Biljarten: Joop van der Hoek
Cartoonist: Dik Bruynesteyn
Hockey: Wim Kortland
Honkbal: Ed van Opzeeland
Judo: Jaap Nauwelaerts de Agé
Korfbal, volleybal en zeilen: Frans van Dusschoten
Roeien en paardensport: Aad van Leeuwen en Hans Eijsvogel
Tafeltennis: Co Hoogendoorn
Voetbal: Beb Bakuys, Herman Kuiphof en Koen Verhoeff
Zeilen: Lex Pranger
Zwemmen: Piet Mulder

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*