Hans Böhm heeft geen spijt van zijn keuze voor de media

Scha­ken is niet echt een me­dia­ge­nie­ke sport zou je zeg­gen. Toch wist scha­ker en pre­sen­ta­tor Hans Böhm ja­ren­lang elke week 200.000 luis­te­raars te boei­en met zijn KRO-ra­dio­pro­gram­ma ’Man en paar­d’. Maar Mr. Chess, sinds 2011 Rid­der in de orde van Oran­je-Nas­sau, deed veel meer in de om­roep­we­reld en daar­bui­ten om zijn sport te sti­mu­le­ren.

De om­roep heeft bij­na van­af haar be­gin­ja­ren iets met scha­ken ge­had. Dat be­gon al voor de Twee­de We­reld­oor­log. Le­gen­da­risch is het Avro schaak­toer­nooi van 1938, dat nog al­tijd geldt als één van de sterkst be­zet­te toer­nooi­en uit de ge­schie­de­nis van de denk­sport. De acht bes­te spe­lers van de we­reld op dat mo­ment na­men er­aan deel, on­der wie Max Euwe en José Raúl Ca­pa­blan­ca (oud-we­reld­kam­pi­oe­nen), de toen­ma­li­ge ti­tel­hou­der Alexan­der Al­je­chin en de la­te­re we­reld­kam­pi­oen Mi­chael Bot­win­nik. Hoe­wel de Avro haar naam aan het toer­nooi ver­bond als spon­sor en me­de­or­ga­ni­sa­tor, wer­den de mat­ches niet in Hil­ver­sum ge­speeld, maar in tien ver­schil­len­de ste­den ver­spreid over Ne­der­land. In 1939 was de Vara spon­sor van de twee­kamp Euwe-Ke­res, waar­van één par­tij in Hil­ver­sum werd ge­speeld.

Euwe was ook la­ter nog re­gel­ma­tig in het nieuws. Het eer­ste ’NTS-Jour­naal’ open­de op 5 ja­nu­a­ri 1956 met zijn over­win­ning op Jan Hein Don­ner in het Ne­der­lands Kam­pi­oen­schap. Euwe le­ver­de ook zelf soms bij­dra­gen voor ra­dio, de pers en la­ter de te­le­vi­sie. Hij schreef ver­der on­der meer een reeks boe­ken over het spel; zijn werk ’Oom Jan leert zijn neef­je scha­ken’ was voor veel men­sen de eer­ste ken­nis­ma­king met de denk­sport.

Top­tijd

Hans Böhm is zich er­van be­wust dat hij als pro­mo­tor van het scha­ken in een tra­di­tie staat. „Een sport als scha­ken krijgt al­leen aan­dacht in de me­dia als er iets bij­zon­ders ge­beurt, bij­voor­beeld toen Euwe we­reld­kam­pi­oen werd in 1935. Je ziet dan dat er ook tal van nieu­we schaak­clubs wor­den op­ge­richt. La­ter, in de ja­ren ze­ven­tig, was Euwe nog voor­zit­ter van de we­reld­schaak­bond Fide. Het was on­der meer de tijd van de twee­kamp tus­sen Spas­ski en Fi­scher.”

Het was ook de pe­ri­o­de waar­in Böhm zelf als spe­ler zijn bes­te tijd had. „Ik heb daar­na in het mid­den van ja­ren tach­tig nog wel goe­de re­sul­ta­ten ge­had, maar in de ja­ren ze­ven­tig be­leef­de ik toch wel mijn top­tijd. Ik stak ech­ter steeds meer tijd in mijn me­dia­werk. Bij­voor­beeld: ik speel­de des­tijds mee in het Ne­der­lands Kam­pi­oen­schap en com­bi­neer­de dat met bij­dra­gen ma­ken voor de ra­dio, de te­le­vi­sie en de krant. Ik wil­de niet drie keer het­zelf­de ma­ken, dus zocht ik voor al die ver­ha­len een an­de­re in­vals­hoek. Dat kost­te veel ener­gie en ging ten kos­te van het scha­ken zelf. Ui­t­ein­de­lijk ben ik me he­le­maal op het me­dia­werk gaan con­cen­tre­ren, daar heb ik geen spijt van.”

Böhm was en is als schaak­jour­na­list zeer pro­duc­tief. Sinds het be­gin van de ja­ren ze­ven­tig pu­bli­ceert hij in kran­ten en tijd­schrif­ten, schrijft hij boe­ken en pre­sen­teert hij op ra­dio en te­le­vi­sie. Zo maak­te Böhm voor ver­schil­len­de om­roe­pen schaak­cur­sus­sen („Ik heb ge­loof ik wel zes van die se­ries ge­daan”), en was hij als ana­lis­t/­com­men­ta­tor vaak in sport­pro­gram­ma’s en het ‘Jour­naal’ te zien. Van 1989 tot 1999 trad hij ook op in het KRO-tv­pro­gram­ma ’Ook dat nog!’ als pa­nel­lid, dat suc­ces ver­sterk­te zijn werk voor de schaak­sport. In zijn hoe­da­nig­heid als schaak­pro­mo­tor had hij bij de KRO veel suc­ces met het ra­dio­pro­gram­ma ’Man en paar­d’. Der­tien jaar lang, van 1979 tot 1992, luis­ter­den elke week 200.000 men­sen een half uur lang naar Böhm, voor het me­ren­deel niet-scha­kers. Dat suc­ces schrijft hij zelf mede op het con­to van zijn vriend Jan Tim­man. „Het hielp enorm dat een Ne­der­lan­der bij de we­reld­top hoor­de. In ’Man en paar­d’ volg­de ik zijn car­riè­re. Om­dat we al boe­zem­vrien­den wa­ren van­af de ja­ren zes­tig had ik een streep­je voor, ik kreeg toch wat meer te ho­ren dan an­de­ren. In de uit­zen­ding bel­de ik hem op en dan ver­tel­de hij over wat hij deed tij­dens de toer­nooi­en die hij speel­de. We de­den al­les live, dus liep het ook wel eens mis. Tim­man zat een keer in Mos­kou in een ho­tel, maar we kre­gen hem steeds niet te pak­ken door al­ler­lei mis­ver­stan­den. De lijn was slecht en dan kreeg ik weer ie­mand in een an­de­re ho­tel­ka­mer, maar dat gaf niks. We zon­den het ge­woon uit. In het pro­gram­ma zet­ten we tel­kens een schaak­ver­e­ni­ging in het zon­ne­tje en speel­de ik par­tij­en te­gen groe­pen die je niet met­een met scha­ken as­so­ci­eert, zo­als ge­van­ge­nen. Dat is het leu­ke van scha­ken, het wordt in alle ge­le­din­gen van de maat­schap­pij ge­speeld.” Böhm was in de ja­ren tach­tig ook de man ach­ter de KRO-mat­ches die Tim­man speel­de te­gen bui­ten­land­se groot­mees­ters.

Pas­sie voor het spel

Böhm wijst daar­naast op de rol van KRO-pro­gram­ma­ma­ker Jos Tim­mer, die in 1998 is over­le­den. „Hij be­reid­de al­les voor. Ik had zo’n pro­gram­ma niet kun­nen ma­ken zon­der een re­gis­seur of eind­re­dac­teur die mijn pas­sie voor scha­ken deelt. Dat heb ik ook ge­merkt bij bij­voor­beeld ‘Langs de lijn’, waar ik fijn kan wer­ken met on­der an­de­re schaak­lief­heb­ber Pim van den Bosch. Dan haal je er veel meer uit. Het is een am­bach­te­lijk pro­ces, ook voor te­le­vi­sie. Je moet pro­be­ren de span­ning van de wed­strijd over te bren­gen, in woor­den en beel­den. Je moet het aan­trek­ke­lijk ma­ken. Dat doe je door mid­del van de ca­me­ra­voe­ring, door met de spe­lers te pra­ten, straat­in­ter­views te doen, ex­perts of be­ken­de Ne­der­lan­ders, ac­teurs, kun­ste­naars, po­li­ti­ci aan het woord te la­ten. Het gaat erom dat je een af­wis­se­lend pro­gram­ma maakt, een mooie mix.”

Veel om­roep­men­sen zijn zelf ster­ke spe­lers. Oud-net­ma­na­ger van Ne­der­land 1 Mar­cel Peek bij­voor­beeld en niet te ver­ge­ten oud-Vara-man en po­li­ti­cus Jan Na­gel, die veel voor de schaak­sport heeft ge­daan. Na­gel was be­trok­ken bij on­der meer het Ne­der­lands Kam­pi­oen­schap en het Ne­der­lands Jeugd­kam­pi­oen­schap.

De om­roe­pen in de Me­dia­stad mo­gen dan door de ja­ren heen aan­dacht voor de schaak­sport heb­ben ge­had, dat was niet al­tijd van­zelf­spre­kend. Böhm: „Ik heb voor bij­na elke om­roep ge­werkt, maar ze had­den ook al­le­maal zo hun vraag­te­kens. Het scha­ken zat vroe­ger ook wel in een ivo­ren to­ren. Ie­mand als Don­ner wil­de niet pro­pa­gan­dis­tisch zijn, die hield het lie­ver eli­tair. In ’Man en paar­d’ heb ik eens aan Kees Boer­hout, des­tijds chef ‘Stu­dio sport’, ge­vraagd waar­om er in dat pro­gram­ma nooit be­lang­stel­ling was voor scha­ken. Het was niet in­te­res­sant ge­noeg, het was geen top­sport en het kon ook niet goed in beeld wor­den ge­bracht, vond hij. Met mijn ver­sla­gen van de WK-kan­di­da­ten­mat­ches van Tim­man, zelfs live in het ‘Jour­naal’, liet ik zien dat het wel kon. Ja­ren la­ter kwam ik Boer­hout toe­val­lig te­gen en er­ken­de hij dat.”

Foto: Mike Simons

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*