Column Wimar Jaeger: ‘De impact van televisie’

In mijn leven staat een spiegel, die televisie heet. Hij reflecteert het beeld en bepaalt de geschiedenis van mijn tijd.

Ik ben zeven (1972) als het beeld van napalm brandende kinderen het ongelijk van een bevriende natie blootlegt. Ik kijk naar Floris die een slechterik met een oud stokbrood tegen de grond slaat. Ik galoppeer als ridder, voel mij een  held. Het is grappig, ik lach erom. De goede en de slechte. Ik snap het wel.

Ik ben dertien (1978) en ik kijk stiekem naar de serie Holocaust. Van mijn ouders mag ik het niet zien. Na afloop beelden van de concentratiekampen, die mijn leven lang door mijn hoofd spoken. Wat moet ik met die beelden, waarom passen ze niet in mijn speelveld en bepalen zij -meer dan de overdracht van de ervaring zelf- voorgoed de herinnering. Ik snap het niet.

Ik ben 16 (1980) op televisie zie ik rookbommen om een sprookje van twee koninginnen. Een stad staat in brand maar gaat de wereld niet over. Wat is goed en wat fout. De televisie toont geen schaamte, slechts voor en tegenstand. Iedereen vecht om de aandacht, wie wil er niet op? Ik snap het niet.

Ik ben 18 (1983). Het Malieveld in Den Haag stroomt vol. Iedereen is tegen de bom. Televisiecamera’s geven gezicht aan de drukte van de druk. De rus in de keuken moet wijken voor de kruisraket in de tuin, of is het andersom. Woorden worden gezocht om beeld te bedwingen. Wat 600 duizend mensen niet kunnen, kan de televisie wel. Ik snap het wel.

Ik ben 24 (1989) mensen slaan met een hamer, stenen en pikhouwelen op de muur. Camera’s schieten, geweren blijven stil. Het beeld van de menigte maakt revolutie los. De televisie dwingt macht tot terughoudendheid. Het gelijk van een koude oorlog wordt met beeld beslecht. Ik wil naar Berlijn, mijn werk roept. De beelden zorgen dat ik aanwezig ben. Ik snap het wel.

Ik ben 30 (1995). Aan de poort staat een man hij schreeuwt en beveelt, Mensen worden in bussen geladen. Een schuldvraag ontpopt zich. Srebrenica is geen stad maar een bus vol mannen. Televisie als bewijs dat wegkijken en wegmaken na 50 jaar nog steeds kan. Een cocktail die genocide heet. Slecht wordt veroordeeld maar wat is goed? Ik snap het niet.

Ik ben 36 (2001). Een vliegtuig boort zich door een glazen gebouw. De westerse wereld is in het hart getroffen. Wat sterk is lijkt zwak en televisie bewijst dat. Beelden die de achillespees tonen moeten uit alle macht op spierballen worden gericht. Wie de baas is over het beeld heeft de macht, dat weet nu ook de terrorist. Ik snap het wel, maar ook niet  

Het jaar dat ik 50 word (2015) is nog jong als ik ‘Even geduld’ op mijn flatscreen zie staan, tijdens het acht uur journaal. Een gijzeling is gaande, iemand eist 10 minuten zendtijd. Want zelfs een verwarde man weet dat televisie ons beeld van geschiedenis bepaalt.

Als wethouder media sta ik dichterbij de televisiewereld dan ooit. Ik begin te snappen hoe de werkelijkheid zich weerspiegelt en hoe iets belangrijker wordt door televisie. Had Tarik Z. maar geweten dat televisie niet alleen de basis vormt van het oordelen en beoordelen van alles wat er in onze achtertuin en de rest van de wereld gebeurt, maar ook het beeld van zijn veroordeling en het verdere verloop van zijn leven bepaalt.

Wimar Jaeger is Wethouder Media in Hilversum 

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*