Blog Erik de Zwart: ‘Showelementen tot in het idiote doorgevoerd’

In de jaren zestig stelde een popconcert niet veel voor. Een paar geluidsboxen, misschien een paar podiumlampen, en dat was het.

Naarmate de optredens succesvoller werden en de muziek dynamischer, maakte een band er ook meer een show van. The Who is een goed voorbeeld van een groep muzikanten die alles deed voor een optimale show. We kennen allemaal Pete Townshend die na het optreden zijn gitaar stukslaat. Ook bij The Rolling Stones werden de showelementen tot in het idiote doorgevoerd. Pink Floyd maakte er een driedimensionale, psychedelische voorstelling van. Het werd groter en groter, totdat het publiek er een beetje klaar mee was.

Er moest meer intimiteit plaatsvinden tussen publiek en artiesten. Dat wil niet zeggen dat het showelement volledig verdween, integendeel. Een paar nummers op een klein podium achter in een arena is inmiddels vaste kost bij de groten der popmuziek. Bon Jovi had eind jaren negentig iets nieuws: de band nodigde een select gezelschap uit om op het podium hun kunsten van dichtbij te zien. En zo stond ik samen met wat collega’s in Las Vegas op een paar meter afstand van Jon Bon Jovi en Richie Sambora. Wat mij het meest opviel, was hoe klein ze eigenlijk waren. Maar de hits? Groter en groter! Hun enige nummer 1-hit in de Top 40 was It’s My Life in 2000.

Eriks Hitdossier verschijnt wekelijks in Veronica Magazine.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*