(Blog Guido van Nispen) Cultuur als code: wat de publieke omroep van Wenen kan leren

De afgelopen dagen was ik in Wenen voor de CultTech Summit – een bijeenkomst waar
technologie en cultuur elkaar niet wegdrukken, maar juist versterken. In het voormalige
universiteitsgebouw, tussen start-ups, kunstenaars, investeerders en beleidsmakers, ging het
niet over subsidies of noodkreten, maar over kansen. Over hoe digitale innovatie de culturele
sector kan vernieuwen, versterken en verbinden.

De agenda was er een die je in Den Haag of Hilversum zelden ziet. Sessies over AI in musea,
digitale rechten voor kunstenaars, de inzet van blockchain voor cultuurfinanciering, en
immersieve technologieën waarmee bezoekers letterlijk een schilderij of theaterstuk kunnen
binnenstappen. Geen eindeloze discussies over definities van kunst, maar concrete
toepassingen. De rode draad: hoe maak je cultuur toegankelijk voor meer mensen, via
technologie die werkt voor makers én publiek.

Wat opviel, was de vanzelfsprekendheid waarmee de culturele wereld daar over technologie
sprak. Niet als bedreiging, maar als hulpmiddel. Kunstenaars, museumdirecteuren en
ontwerpers spraken met AI-onderzoekers en softwarebouwers alsof ze al jaren in hetzelfde
ecosysteem werkten. De digitale wereld werd niet gezien als ‘buiten’, maar als een verlengstuk
van wat cultuur vandaag ís: een netwerk van verhalen, beelden, stemmen en ideeën.

In Nederland ligt dat anders. Onze publieke omroep noemt cultuur terecht een van haar pijlers,
maar de manier waarop ze die rol invult, blijft opvallend ouderwets. Er wordt vooral nog
programma’s gemaakt óver cultuur, in plaats van samen met de culturele sector nieuwe
vormen van digitale toegankelijkheid te ontwikkelen.

Dat gemis werd al helder benoemd in het rapport Bang (2025), waarin de toekomst van de
publieke omroep werd verkend. Daarin stond:

“De publieke omroep kan haar infrastructuur en platformen openstellen aan de bredere
samenleving. Sportclubs, scholen, culturele instellingen, NGO’s, festivals en lokale initiatieven
kunnen tegen kostprijs en revenue share gebruikmaken van hoogwaardige
distributieplatformen. Zo ontstaat een open publieke infrastructuur die toegankelijk is voor
uiteenlopende maatschappelijke initiatieven.”

Van dat idee is nog weinig terechtgekomen. De omroep praat over samenwerking, maar blijft
vooral met zichzelf in gesprek. De interne strijd over identiteit, fusies en formats slokt de energie
op die nodig is om vooruit te kijken. Terwijl juist daar, in dat openstellen van technologie en
bereik, een unieke publieke taak ligt: niet alleen uitzenden, maar ook ontsluiten.

Op de CultTech Summit hoorde ik museumdirecteuren praten over AI-gestuurde
educatieplatforms, theatermakers over hybride producties die zowel op het podium als online
bestaan, en erfgoedinstellingen over digitale collecties die door het publiek zelf worden verrijkt.
Het waren voorbeelden van een sector die niet wacht op toestemming, maar innoveert.

De bereidheid tot samenwerking is er dus volop — ook richting mediaorganisaties. Maar
daarvoor is iets nodig wat in Hilversum nog schaars is: focus. Minder energie in intern politiek
spel, meer in het bouwen aan een gedeeld digitaal fundament.

Wenen liet zien dat cultuur en technologie samen een toekomst kunnen vormen die menselijk,
creatief en inclusief is. Nederland heeft daar alles voor in huis — als de publieke omroep
tenminste durft te zien dat haar grootste culturele bijdrage niet meer in het maken van
programma’s ligt, maar in het openstellen van haar platforms en het samenwerken met de
sector voor ontsluiting.

Dan kan de omroep eindelijk doen wat cultuur al eeuwen doet: verbinding maken. Niet alleen op
zender, maar in de samenleving zelf.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*