Blog Guido van Nispen: ‘De vierde macht op wankele benen’

Er was een tijd dat de journalistiek met trots “de vierde macht” werd genoemd — de onofficiële pijler onder de democratie. De macht die de andere machten controleerde, onthulde en corrigeerde.

Maar wie Lekker Kontje van Arnold Karskens leest, ziet een journalistiek die haar eigen spiegel ontwijkt. Een wereld waarin de macht van het woord soms verandert in een wapen, en waar de grens tussen idealisme en ijdelheid flinterdun is.

Karskens, ooit de oorlogsverslaggever die letterlijk door frontlinies kroop om waarheid boven tafel te krijgen, schetst in zijn roman een mediakring waarin reputaties sneller sneuvelen dan in een conflictzone. Achter het satire-achtige decor schuilt een ongemakkelijke vraag: hoe sterk is die vierde macht nog, als de journalistiek zelf haar eigen codes wankel naleeft?

Die vraag krijgt onverwacht scherpte in de werkelijkheid. Want terwijl Karskens ‘non-fictionele fictie’ schrijft in zijn sleutelroman, speelt zich in Rotterdam een reële casus af die dezelfde zenuw raakt: de zaak-Donker. Voormalig NRC-hoofdredacteur en later directeur van het Nederlands Fotomuseum, Birgit Donker, zat onlangs niet als journalist aan tafel bij de Raad voor de Journalistiek, maar als onderwerp van berichtgeving. Ze diende een klacht in tegen de Volkskrant, omdat die haar met anonieme bronnen beschuldigde van het creëren van een “toxische werksfeer”.

Wat op papier een individueel conflict lijkt, legt een fundamentele kwetsbaarheid bloot. Donker vraagt zich af: hoever mag de journalistiek gaan in het gebruik van anonieme bronnen, zeker als de gevolgen levensgroot zijn? Haar woorden snijden diep: “Persvrijheid vraagt niet om kritiekloosheid, maar wel om zorgvuldigheid – juist binnen de media zelf.”

Het is een ongemakkelijke spiegel. Want anonimiteit is een van de pijlers van onderzoeksjournalistiek — denk aan de Panama Papers of Toeslagenaffaire en de affaire rond Kadisha Arib — maar tegelijk een risico. Wanneer anonieme bronnen zonder zwaarwegende reden bescherming krijgen, vervaagt de grens tussen onthulling en karaktermoord. En met de snelheid van online publicatie wordt hoor en wederhoor vaak gereduceerd tot een formaliteit. Eén artikel, één pushbericht, en een reputatie ligt aan scherven.

De zaak-Donker is meer dan een persoonlijke strijd; ze legt de zwakke plek bloot van een beroepsgroep die gewend is anderen te bevragen, maar zichzelf zelden onderwerpt aan dezelfde maatstaf. Dat juist een oud-hoofdredacteur om een oordeel vraagt, maakt de spiegel extra scherp.

Ondertussen brokkelt het fundament onder die vierde macht verder af. Drie van de vier hbo-opleidingen Journalistiek kregen dit jaar een onvoldoende van hun eigen studenten. De volgende generatie journalisten klaagt over verouderde lesstof, gebrek aan begeleiding en te weinig aansluiting bij de digitale praktijk. Hoe kan een vakgebied dat zelfonderzoek predikt, zo weinig investeren in zijn eigen toekomst?

Daar komt nog iets bij: het groeiende wantrouwen van het publiek. De obsessie met “nepnieuws” heeft een paradoxaal effect — burgers gaan alle informatie wantrouwen. Slechts een fractie van wat online circuleert is echte desinformatie, maar de permanente alarmbellen hebben het vertrouwen in betrouwbare media uitgehold. Het gevolg is een nieuw soort vermoeidheid: de burger die zegt “ik weet het ook niet meer”.

Karskens’ Lekker Kontje leest dan als een allegorie voor deze erosie van vertrouwen. Achter de provocerende titel schuilt een aanklacht tegen een mediacultuur die haar eigen hiërarchie, angst en reputatiezucht niet wil zien. En de zaak-Donker maakt dat gevoel concreet: de journalistiek dreigt haar geloofwaardigheid te verliezen, niet omdat ze te kritisch is, maar omdat ze te weinig kritisch is op zichzelf.

De vierde macht is geen vanzelfsprekendheid; ze moet voortdurend verdiend worden. En dat begint bij zelfonderzoek. Bij redacties die durven uitleggen hoe verhalen tot stand komen. Bij opleidingen die jongeren leren dat een click minder waard is dan een nuance. En bij journalisten die beseffen dat anonimiteit soms niet de zwakkere, maar de waarheid zelf beschermt.

De vraag die Donker stelde aan de Raad — kan de waarheid nog bestaan als haar fundament anoniem blijft? — zou elke redactie zich moeten stellen. Want zonder die vraag verandert de vierde macht langzaam in wat Karskens in zijn roman beschrijft: een echo van zichzelf.

Niet de luidste stem, maar de betrouwbaarste — dát was ooit het ideaal. De journalistiek kan dat terugwinnen. Maar dan moet ze eerst durven schrijven over haar eigen schaduw.

2 Comments

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*