
Erwin Schievink is ruim een jaar hoofdredacteur van RTV Utrecht. Zijn voorlaatste baan was die van eindredacteur van het onderzoeksprogramma Argos bij de VPRO. ‘Een mooie tijd, hoewel het ook tropenjaren waren’, zegt hij. Toch was dat niet de reden om de landelijke publieke omroep te verruilen voor de regio. ‘Ik zag deze baan bij RTV Utrecht voorbijkomen en heb die kans met beide handen aangegrepen.’ Terug naar de dynamiek van het dagelijkse nieuws: dat was waar hij naar verlangde. Bepaalde aspecten van Hilversum was hij ook wel zat, zegt hij. ‘Klaar met het gekonkel, het gedoe. Knokken om geld. Het was niet transparant hoe het daar zat met de besluitvorming en wie op welke knop drukt.’
Hij zag hoe de omroepen de laatste jaren nauwelijks nog iets te zeggen hadden over de eigen content, en hoe de NPO de boel aanstuurde – soms tot op het niveau van presentatoren. De omroepen, vindt hij, hebben dat allemaal laten gebeuren.
‘Iedereen heeft kritiek op Hilversum, en terecht, want toen ik er zat was het in bepaalde opzichten een giftig systeem dat op de schop moet. De omroepen hebben verzuimd zich te verenigen. Ze werkten niet genoeg samen, ze knokten om het geld. De een zijn dood was de ander zijn brood. De omroepverenigingen hebben zich de kaas van het brood laten eten, en ik als relatieve onderknuppel kon daar weinig tegen doen, maar ik had er wel last van. Als je iets wilde, was je vaak afhankelijk van de nukken en grillen van de NPO. Dat hing me de keel uit.’ Hij voegt eraan toe dat hij nu een jaar weg is ‘en niet weet of het er in Hilversum nog steeds zo aan toegaat’. Buiten die omroeppolitieke perikelen heeft hij de beste herinneringen aan de programma’s waarvoor hij werkte, zoals Kassa, Radar en de talkshow M.
Een prachtige club
Erwin Schievink benadrukt dat zijn opmerkingen niet bedoeld zijn als klaagzang – de regionale omroepen werken goed samen met de nieuwsredactie van de NOS en Omroep MAX – maar hij wijst vooral op zijn eerdere ervaringen, om het verschil te illustreren met zijn huidige werkplek bij RTV Utrecht.
‘Een prachtige club van mensen’, zegt hij. En bovenal ziet hij zich verlost van de Hilversumse bemoeizucht. ‘Ik heb nu te maken met de RPO, de Regionale Publieke Omroep. Die heeft vooral een beheersmatige functie en bemoeit zich – godzijdank – niet met de inhoud en het dagelijkse werk, en speelt een belangrijke rol in het aanjagen van innovatie.
We hebben een eigen budget (12 miljoen euro vanuit de landelijke overheid, 126 medewerkers waarvan 82 op de redactie) en opereren binnen de kaders van de Mediawet. We worden beoordeeld op het behalen van onze doelen. Hóe we dat doen, is vooral ónze zaak.
Als je makers de vrijheid geeft om de dingen aan te pakken zoals zij dat willen – in een tempo dat bij ze past en samen met de mensen die wij zélf kiezen – dan levert dat de beste resultaten op.’
In wat voor opzicht leidt dat tot een ander product dan bij de landelijke omroepen?
‘Bij de landelijke omroep werd je vooral afgerekend op de lineaire output. Je kreeg geld op schema – dat wil zeggen: budget voor het maken van televisieprogramma’s. Daardoor is online lang een ondergeschoven kind gebleven.
Ik vergelijk het met de Titanic die op een ijsberg afstevent. Mensen kijken steeds minder televisie, maar Hilversum heeft daar heel laat conclusies aan verbonden. De regionale omroepen zagen de noodzaak van die omslag wél op tijd. Veel van wat we maken gaat nu eerst en vooral online.
Dat leidt tot andere – en goedkopere – productiemethodes. Wij hebben bijvoorbeeld Didier Bogert van 22. Hij heeft geen journalistieke opleiding, maar beheert het TikTok-account van de voetbalclub Vianen. Hij heeft 1,4 miljoen volgers en onderhoudt contact met de grootste voetbalclubs ter wereld. En dat heeft hij helemaal in zijn eentje opgebouwd. Hij zet die talenten nu met succes ook in voor RTV Utrecht. Dat laat zien dat het kan lonen om verder te kijken dan de voor de hand liggende kandidaten voor journalistieke functies.
Wij weten bovendien waar ons publiek zit – en dat is voor een gedeelte niet meer op de lineaire kanalen. Die omslag hebben we eerder gemaakt dan Hilversum.’
In de regio is geen plek voor cultuurrelativisme
Er is nóg een belangrijk verschil. Landelijk is er misschien sprake van cultuurrelativisme, maar regionaal blijkt cultuur een belangrijke verbindende factor – zeker geen fenomeen om je neus voor op te halen. Dat regionale sentiment gaat ver, merkte Schievink toen hij net in dienst was, tijdens een boottocht met collega’s. Ze voeren langs de Utrechtse Dom, die kort daarvoor uit de steigers was gehaald. ‘Sommigen pinkten bijna een traantje weg’, zag hij.
Nederland is behoorlijk aan het veranderen. Is het dan niet wat achterhaald om zo aan regionale tradities vast te houden?
‘Dat geloof ik helemaal niet! Bij de kampioenswedstrijd van IJsselmeervogels in Spakenburg zitten duizenden mensen op de tribune. Als je ziet wat dat losmaakt! Dat is pure regionale gebondenheid.
Nabijheid – het gevoel dat je verbonden bent met waar je woont, werkt en leeft – is voor heel veel mensen ontzettend belangrijk. Bij de Spakenburgse Dagen zul je de NOS niet zien, maar voor de mensen in de regio zijn het waardevolle cultuuruitingen.’
De regionale omroep, vindt hij, heeft een belangrijke taak in het zichtbaar maken én behouden van die lokale cultuur. ‘Als je in Brabant Guus Meeuwis opzet, dan gaat iedereen huilen. Utrecht heeft misschien een minder sterke overkoepelende identiteit. Maar we hebben bijvoorbeeld wél FC Utrecht. Rond die club – maar ook in de dorpen en steden – voelen mensen zich solidair en met elkaar verbonden.
Het is onze taak om daar een rol in te spelen. Dat levert journalistiek mooie verhalen op. Onze volgers weten ons te vinden omdat ze die verhalen graag willen vertellen.’
Zijn regionale omroepen nog een factor als controleur van de macht?
‘Zeker.’
Kun je daar een voorbeeld van noemen?
‘We zitten in het wolvendossier kort op de bal. Niet alleen met eerstelijns journalistiek, maar ook met diepgravende verhalen. In Amersfoort zijn de wachttijden in de jeugdzorg bijvoorbeeld flink opgelopen. Daar hebben we verhalen over gemaakt die er echt toe doen. Dat zijn de dossiers waar mijn journalistieke hart sneller van gaat kloppen.
We hebben reportages gemaakt over de onrust rond het functioneren van een bestuurder bij een scholengemeenschap in de regio. We waren er snel bij, zetten er iemand op en laten niet meer los.
Er zijn heel wat thema’s die leiden tot polarisatie, maar wij laten álle kanten van een onderwerp zien.’
Het valt me op dat regionale omroepen zich sterk profileren met 112-nieuws. Is dat niet wat gemakkelijk?
‘Als je een groot bereik wilt hebben, helpt dat soort nieuws. Op YouTube scoren we hoog met video’s waarin we verkeersovertreders laten zien. Dat is niet mijn journalistieke ideaal, maar het hoort erbij.
Daar staat tegenover dat we óók reportages maken die inhoudelijk belangrijker zijn, ook al scoren ze minder goed. En neem nou Kris, van 27, met een ernstige ziekte. Ze had geld nodig voor een operatie in Barcelona. We hebben dat verhaal opgepikt – en in korte tijd had ze het benodigde bedrag bij elkaar. Haar verhaal had een enorm bereik op de socials.
De ene soort nieuws, waarin we dieper graven, kan niet bestaan zonder de andere soort, waarmee je veel mensen bereikt.’
De Telegraaf haalde onlangs de neus op voor de regionale omroepen. De kijkcijfers zijn gehalveerd, schreef de krant.
‘Daaruit blijkt dat de redactie van De Telegraaf het niet helemaal heeft begrepen. De lineaire kijkcijfers staan in de hele omroepwereld inderdaad onder druk – maar dat komt doordat lineaire televisie minder belangrijk is geworden. Dat is een landelijke trend.
Op social media en online daarentegen zitten de regionale omroepen enorm in de lift. Er wordt steeds meer online gekeken. We hebben bij RTV Utrecht als doelstelling dat ons bereik dit jaar met tien procent groeit – en dat maken we vooralsnog waar. In vergelijking met vorig jaar hebben we een stijging van veertien procent in pageviews en tien procent meer bezoekers.
Wat we op social media bereiken is ongekend. Op TikTok halen we met sommige video’s meer dan een miljoen kijkers.’
Wat doen jullie beter dan de landelijke publieke omroep?
‘Als er een incident is met een wolf, staat de NOS er natuurlijk ook. Maar wij staan er de dag daarna nog. En de week daarop ook. Dáár zit het verschil.
We staan dichter bij de mensen. We zijn een vertrouwder gezicht. We hebben regioverslaggevers. Die zijn aanwezig bij raadsvergaderingen, bij inspreekavonden – we kennen de spelers in het veld.
We brengen goede, onafhankelijke regiojournalistiek, met aandacht voor de lokale cultuur.
Bovendien werken de regionale omroepen uitstekend samen. We zijn geen concurrenten. En dat werpt zijn vruchten af.’
TON VERLIND
| Ik vroeg Erwin Schievink een selectie uit zijn programma’s te maken die een goede weergave zijn van het redactionele beleid van RTV Utrecht. Dit is zijn keuze: UVandaag, het dagelijkse nieuwsprogramma. https://www.rtvutrecht.nl/tv/aflevering/uvandaag/RTVU_3896978_ Aan Tafel, het vrolijke middagprogramma waar een keur aan interessante gasten voorbijtrekt. https://www.rtvutrecht.nl/radio/programma/aan-tafel/RUTR_656870 Namen en rugnummers Matchtalk, de podcast waarin de sportredactie direct na wedstrijden van FC Utrecht de prestaties van de FC en de interviews na afloop analyseert. Échte kenners die weten waar ze over praten. https://www.rtvutrecht.nl/podcasts/sport-podcasts De Vervallen Villa, een serie op YouTube waarin een oude ruïne met behulp van vrijwilligers verandert in een theehuis. https://www.youtube.com/watch?v=oyGJne75a1Q Een speciale vermelding voor de zomertour van radiopresentator Jos van Heerden, die een week lang door de provincie trok op zoek naar unieke verhalen en daarvan live verslag deed. Dat doet hij helemaal in zijn eentje, maar de kwaliteit en het plezier spat ervan af. |
Lees ook dossier De kracht van de regio:

nu nog namen en rugnummers terug op de radio en wat minder muziek zendertje spelen
Ook RTV Utrecht is te lui om attractieve lineaire televisie te maken, die de identiteit van de omroep bepaalt en waarvoor ze zowel voor radio als tv een unieke publiek gefinancierde zendmachtig bezit. Gooi alles maar direct in de grabbelton op internet.Zo verdwijn je langzaam als bepalende regonale omroep in de anonimiteit. Lekker veel digitale clicks. So what. In kranten is er alleen aandacht voor liniaire televisie/radio. Dat is niet voor niks. Omdat dit voor elke omroep bepalend is. Zeker niet achterhaald bij het betrokken miljoenen publiek. Aandacht op radio en tv krijg je niet zoals op internet, maar moet je verwerven. Tja, dat kost moeite.