
Het Commissariaat voor de Media waarschuwt dat de cultuurverandering bij de landelijke publieke omroepen stagneert. In een nieuwe voortgangsrapportage over sociale veiligheid blijkt dat omroepen wel stappen hebben gezet sinds het OGCO-rapport “Niets gezien, niets gehoord en niets gedaan” (2024), maar dat de uitvoering in 2025 onder druk staat.
Volgens het Commissariaat is er meer bewustwording ontstaan over sociale (on)veiligheid, maar blijven cruciale onderdelen kwetsbaar. Vooral leiderschap, aanspreekgedrag binnen de zogeheten ‘familieculturen’ van omroepen en de werking van meldregelingen vormen nog steeds grote knelpunten. Sommige omroepen hebben leiderschapsvisies opgesteld en HR-structuren aangescherpt, maar reflectie op de eigen rol van bestuur en raden van toezicht blijkt vaak beperkt.
Daarnaast ontstaat onrust door de aanstaande bezuinigingen en stelselwijziging. Die zorgen er volgens de toezichthouder voor dat sociale veiligheid dreigt te worden weggedrukt door organisatorische onzekerheid en tijdsdruk. Het Commissariaat spreekt van een “ernstig risico” en benadrukt dat gezonde organisatieculturen essentieel zijn voor het slagen van de nieuwe omroephuizen.
Opvallend is dat het Commissariaat zelf aangeeft onvoldoende capaciteit te hebben om diepgaand toezicht te houden. Ondanks risicogestuurd toezicht konden in 2025 geen onderzoeken worden uitgevoerd naar de feitelijke situatie bij afzonderlijke omroepen.
Het Commissariaat roept omroepen op om sociale veiligheid structureel op de agenda te houden en transparanter te zijn over meldprocessen en besluitvorming. Alleen zo kan volgens de toezichthouder worden voorkomen dat problemen zich herhalen en het publieke mediawerkaanbod wordt ondermijnd.

Hier wringt iets fundamenteels.
We hebben het over een publieke mediasector die jaarlijks een miljard euro belastinggeld ontvangt, maar waar — zo blijkt opnieuw — de meest basale vormen van intermenselijke omgang, leiderschap en aanspreekcultuur niet op orde zijn. Dat zou in elke organisatie al zorgelijk zijn; bij een publieke omroepstelsel dat zegt de waarden van een democratische rechtsstaat uit te dragen, is het ronduit onthutsend.
Het Commissariaat voor de Media beschrijft een sector die sinds het vernietigende OGCO-rapport wél papieren vooruitgang heeft geboekt, maar nauwelijks cultureel. Mooie visies en aangescherpte HR-structuren, maar nauwelijks reflectie door bestuurders en raden van toezicht op hun eigen rol. De bekende familieculturen blijven intact, aanspreken blijft ingewikkeld, meldprocedures blijven onduidelijk. Wie al langer naar Hilversum kijkt, herkent het patroon: veel woorden, weinig daden, en zodra de druk oploopt verdwijnen veiligheid en fatsoen als eerste van tafel.
Maar het meest zorgwekkend is dat ook de toezichthouder toegeeft dat hij zelf niet in staat is om grondig toezicht te houden. Te weinig capaciteit, geen onderzoeken naar de feitelijke situatie bij de omroepen. Met andere woorden: het systeem dat moet bewaken of het stelsel functioneert, kan zijn taak niet uitvoeren. Dat is een institutioneel falen dat niet met een managementtraining wordt opgelost.
Dat een sector die zo zwaar leunt op publiek vertrouwen — en die in ruil daarvoor ruimhartige publieke financiering ontvangt — er niet in slaagt de basishygiëne van goed werkgeverschap en goed bestuur te organiseren, is pijnlijk. En als het klopt wat het Commissariaat hier schrijft, dan heeft ook het toezicht geen grip op de cultuur en de dagelijkse praktijk binnen de omroepen. Dan zit het probleem niet alleen in de familieculturen, maar in een stelsel dat zichzelf onvoldoende corrigeert.
De oproep van het Commissariaat om sociale veiligheid structureel op de agenda te houden klinkt sympathiek, maar eerlijk gezegd ook te mager. Wie jaar in jaar uit dezelfde patronen constateert, zou inmiddels moeten spreken in termen van verplichtingen en consequenties. Een publieke organisatie die afhankelijk is van collectieve middelen mag niet wegkomen met vrijblijvendheid.
Sociale veiligheid is geen bijzaak, geen ‘nice to have’ die kan worden weggedrukt door reorganisaties en bezuinigingen. Het is een voorwaarde voor creativiteit, journalistieke onafhankelijkheid en vertrouwen — precies de dingen waarmee de publieke omroep haar bestaansrecht claimt.
Als deze cultuurproblemen blijven voortwoekeren en het toezicht zelf aangeeft tekort te schieten, dan is de vraag niet meer óf er iets moet veranderen, maar waarom het zo lang gedoogd is. En of het huidige stelsel in deze vorm überhaupt nog houdbaar is.