Blog Guido van Nispen: De Nederlandse publieke media als de autoindustrie in het Detroit van1973

De publieke omroep is van ons allen. Als de bezuinigingen ons echt raken, dan moeten we opkomen voor deze programma’s en hun makers – met dezelfde passie als een verhitte groepschat over ’B&B vol liefde’. Laat het nieuwe kabinet voelen dat we niet zonder een diverse publieke omroep kunnen, in de hoop dat er later weer geld bij komt.”Aldus Haroon Ali. Haroon vergelijkt de publieke omroep met oesters of kaviaar, een smaak die je moet leren waarderen maar die gezond is en nergens anders te genieten. 

Maar dat is een totaal verkeerd beeld, de situatie is veel eerder te vergelijken met de autoindustrie. 

Begin jaren zeventig wisten de grote autofabrikanten eigenlijk alles al. De oliecrisis diende zich aan, Japan bouwde lichter, slimmer en efficiënter, consumenten begonnen andere eisen te stellen. En toch hield Detroit, de wereld hoofdstad van de ‘echte auto’ vast aan wat het kende: groter, zwaarder, meer cilinders. Het verdienmodel werkte nog. De vakbonden bewaakten hun posities. Toeleveranciers draaiden volle toeren. Niemand had een gezamenlijk belang bij echte verandering. Tot het te laat was.

Wie vandaag naar de publieke mediasector kijkt, ziet een ongemakkelijke gelijkenis. Ook hier stapelen de signalen zich op. Het publiek verschuift, techniek verandert de spelregels, de machtsverhoudingen kantelen. En toch wordt met indrukwekkende eensgezindheid vooral geprobeerd het bestaande systeem zo lang mogelijk in stand te houden – niet minder geld, maar juist meer geld moet er naar toe. Dan kom het goed.

Het toonaangevende Amerikaanse vakblad Columbia Journalism Review schetste onlangs een doorkijk naar 2050. Geen grote revolutie, maar een reeks opeengestapelde verschuivingen. Het publiek verplaatst zich van redacties naar individuen, platforms en chatbots. Technologie vergroot bereik en snelheid, maar holt tegelijk gezag en controle uit. De klassieke rol van de journalist als poortwachter staat structureel onder druk. En de kernzin: niet opnieuw uitvinden, maar voortdurend moeten bijsturen.

Precies die laatste boodschap lijkt nauwelijks te landen in Hilversum.

Net als in Detroit wordt de discussie vooral gevoerd langs de bekende lijnen. Omroepen en producenten willen hun formats, hun zendtijd, hun contractuele zekerheden behouden. Medewerkers verdedigen functies, redactiestatuten en vanzelfsprekende werkvormen. Externe leveranciers — van techniek tot distributie — rekenen hun vaste marges. En de beroepsorganisaties, in Nederland met de NVJ voorop, bewaken vooral het geld: honoraria, cao’s, vaste banen. Allemaal volstrekt begrijpelijk. Maar net als in de jaren zeventig ontbreekt het gezamenlijke ontwerp voor een toekomstbestendig systeem.

Ondertussen heeft het publiek het stuur allang zelf in handen genomen. Niet meer de redactie, maar het individu is de toegangspoort geworden: de maker, de influencer, de nieuwsbriefschrijver, de podcaster. Platforms bepalen zichtbaarheid. Algoritmen sturen bereik. Chatbots worden de eerste gesprekspartner bij mediaconsumptie. De mediaverliest niet alleen marktaandeel, maar langzaam ook haar vanzelfsprekend gezag.

Zoals Detroit dacht dat merkentrouw sterker was dan noodzakelijke innovatie, zo heerst in de media nog altijd de overtuiging dat ‘kwaliteit zichzelf wel zal redden’. Alsof er geen nieuwe platforms zijn met ongelooflijk veel, en ook heel erg goede, content. Alsof distributie geen machtsfactor meer is. Alsof vertrouwen niet elke dag opnieuw verdiend moet worden. Alsof snelheid, vorm en technologie slechts randverschijnselen zijn.

Wat we kunnen leren van de autoindustrie, is een gedeeld besef van systeemverandering. Niet: hoe houden we onze plek vast? Maar: welke rollen blijven er over in een landschap dat structureel in beweging is? Welke functies zijn publiek, welke commercieel, welke individueel? En wie neemt daar collectieve verantwoordelijkheid voor?

In de auto-industrie kwam dat besef pas nadat fabrieken sloten, marktaandelen instortten en honderdduizenden banen verdwenen. Pas toen ontstond ruimte voor echte herstructurering. De vraag is of de mediasector dezelfde route nodig heeft om wakker te worden.

De ironie is dat de publieke omroep zelf dagelijks berichtover transities, disrupties en systeemfalen — maar de eigen sector nog altijd benadert als een optelsom van belangen, niet als een ontwerpvraagstuk. Zolangomroepen, producenten, medewerkers, leveranciers en vakbonden vooral hun bestaande positie verdedigen, zal de toekomst hen niet voorbijgaan, maar overkomen.

Detroit, 1973, laat zien hoe dat afloopt.

1 Comment

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*