
Het wettelijke maximum voor bestuurders in de hoogste salarisklasse van de Wet normering topinkomens (WNT) bedroeg over 2024 een vorstelijke €233.000 per jaar – inclusief salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering, pensioenbijdragen en belaste onkostenvergoedingen. (Ter vergelijking: In 2024 bedroeg dat pakket van de minister-president van Nederland 211.000 euro.)
Wie daarbij de jaarverslagen van publieke omroepen over 2024 doorbladert, valt meteen iets op: vrijwel elke bestuurder ontvangt nét geen cent meer dan wettelijkmaximaal is toegestaan, ze blijven er minder dan 0,5% van af, soms slechts letterlijk een enkele euro. Geen incident, maar inmiddels een vaste gewoonte. Houdt in dat hun toezichthouders – die dat bepalen – vinden dat de bestuurders werkelijk aan de top van de top presteren? Of is er iets anders aan de hand?
Wanneer bestuurders in een categorie op het maximum van hun schaal worden beloond – dat noemen specialisten “bovenkantconvergentie” – heeft dat meerdere gevolgen voor zowel de kwaliteit van de bestuurders als de rol van hun toezichthouders. Dit systeem egaliseert beloning ten koste van prikkels voor excellentie, ondermijnt beoordelingsinstrumenten van toezichthouders en kan leiden tot verlies aan legitimiteit – zeker in de publieke sector zoals de publieke omroep, waar maatschappelijke verantwoording belangrijk is.
Bladeren we verder in de jaarverslagen, ongeveer naarhet en einde en het colofon, dan vinden we de passages over de toezichthouders. En dan blijkt de vanzelfsprekendheid van ‘bovenkantconvergentie’ ineens verdwenen.
Toezichthouders komen niet eens in de buurt van de genoemde percentages van 99% of meer. Een kort overzicht. Voor leden van de raad van toezicht geldt een maximum van 10% van het salaris van de bestuurder (€23.300 per jaar), en voor voorzitters maximaal 15% (€34.950). Bij de NPO ontvangen toezichthouders – als best betaalden onder de omroepen – ongeveer driekwart van dat maximum. Bij omroepen als de EO blijft de vergoeding echter steken op slechts een derde daarvan.
Deze scheve verhoudingen—zowel tussen bestuurders en toezichthouders als onder toezichthouders onderling—roepen serieuze vragen op. Acht men toezichthouders simpelweg minder belangrijk? Of gelooft men dat ze minder kundig zijn dan de bestuurders die ze moeten controleren? En wat zegt het eigenlijk over de inzet of kwaliteit van een toezichthouder als diens vergoeding flink achterblijft bij die van collega’s bij andere omroepen? Eén ding lijkt duidelijk: geen enkele toezichthouder wordt blijkbaar gezien als behorend tot de ‘top van de top’, laat staan dat er bovenkantconvergentie bij de toezichthoudende functie hoort.
En wat zegt dit over de governance binnen de publieke omroep? Bestuurders lijken zichzelf als vanzelfsprekende toppresteerders te beschouwen, die daarom automatisch recht hebben op maximale beloning. Toezichthouders daarentegen worden (impliciet) als minder waardevol gezien. Dat leidt tot een ongemakkelijke paradox: als besturen binnen de publieke omroep zo ingewikkeld en uitdagend is, zouden we dan niet juist de scherpste en meest competente toezichthouders moeten aantrekkenom daar op te letten—en hen daar vervolgens ook naar behoren voor belonen?
De huidige vergoedingen suggereren óf dat toezicht een eenvoudige bijzaak is, óf dat toezichthouders simpelweg niet aan de hoogste eisen voldoen. Beide scenario’s zijn even zorgelijk in een sector waarin vertrouwen uiterst kwetsbaar is.
Juist in deze sector waar door bestuurders gecreëerdeintegriteitskwesties, crises en gebrek aan transparantie geregeld tot publieke verontwaardiging leiden, verdient toezicht alle aandacht.
Voor een toekomstbestendige publieke omroep hebben we meer nodig dan bestuurders die uit gewoonte tegen het salarisplafond aan convergeren ongeacht hun kwaliteiten en prestaties – omdat dat ‘nu eenmaal gebruikelijk’ is. Er is behoefte aan een grondige herbezinning: behoren deze bestuurders daadwerkelijk tot de absolute top van hun vakgebied? En hoe toetsen we dat? En nog belangrijker, beschikken hun toezichthouders wel over voldoende kwaliteit en autoriteit om bestuurders echt kritisch te kunnen volgen, of weerspiegelt hun bescheiden vergoeding eigenlijk hun marginale rol?
Zolang deze vragen niet openlijk gesteld en eerlijk beantwoord worden, blijft het toezicht zwak en het bestuur zelfgenoegzaam. De publieke omroep verdient beter. Het is hoog tijd om zowel beloning als bekwaamheid opnieuw kritisch tegen het licht te houden. En als daaruit blijkt dat de bestuurders best wel wat minder mogen verdienen, kan dat verschil worden gebruikt om het toezicht te versterken.
Geef als eerste een reactie